Naast de interactie met de groep is de trainer, therapeut of jeugdwerker natuurlijk cruciaal als we willen spreken van een psychofysieke activiteit. Immers, niet elke fysieke activiteit is psychofysiek, en niet elke mind-body techniek heeft het gewenste psychofysieke effect. Voor een groot deel valt en staat dit bij de trainer, zijn kwaliteiten en zijn houding tegenover de jongeren. In het bijzonder het belang van zijn begeleidershouding kan niet overschat worden. Bovendien doet hij meestal ook dienst als voorbeeld voor de jongeren: hij heeft dus een sterke voorbeeldfunctie, waar hij zich ook bewust van moet zijn.
Toch zijn deze kwaliteiten en de juiste begeleidershouding niet altijd van bij het begin aanwezig. Ook de trainer ondergaat dus een – vaak ook psychofysiek – groeiproces. Hier belichten we een aantal van de kwaliteiten van ‘de ideale trainer’, en gaan in op dit groeiproces.
De ideale trainer >
Een goede trainer is authentiek, zonder oordeel of beschuldiging, en met altijd wakkere voelsprieten voor wat er leeft in de groep en bij de individuen in de groep, zodat hij zijn kennis, ervaring, en de methodiek flexibel en creatief kan inzetten in antwoord op de noden van de groep en de individuen.
Het is toch echt wel maatwerk, het is echt voelen, want wat vandaag werkt, daar ben je niet zeker van of het morgen ook werkt. En toch, altijd na elke therapie blok of die sessie, altijd heb je weer het gevoel van ik heb zus of zo kans laten liggen (lacht). Je neemt dat dan mee de volgende sessie. (PMT- therapeut)
Bij een goede trainer voelen jongeren zich veilig, geaccepteerd, evenwaardig, en ‘gehoord’ zonder enige druk om te presteren. De training of vorming wordt zo ook een plek waar niets moet en waar ze zich thuis voelen en kunnen experimenteren in een veilige omgeving.
Er is zo’n meisje in de therapie die heel haar leven dansles heeft gevolgd. In een dansles is er iemand die heel goed kan dansen en jij moet dat zo goed mogelijk proberen na te doen. En dat hele element valt weg binnen danstherapie. Het gaat niet meer over proberen iets goed te doen. Het gaat over, wat ervaar je hier en nu, wat voelt goed voor mij, wat voel ik hier, waar kom ik mezelf tegen, in contact met anderen… En die besefte dan plots dat ze heel erg angstig is, ook al was ze gewoon op een podium te staan, heel angstig is om te dansen als anderen kijken, dus dat ze als ze iets op improvisatorische basis moet doen, ze heel bang is. (danstherapeute)
Zo’n veilige, open context creëren kan alleen maar als je zelf authentiek bent, en aansluiting vindt bij de jongeren; niet door overal in mee te gaan, maar door in alle authenticiteit enthousiasme en passie over te brengen, en zo allerlei perspectieven – andere manieren van reageren, zijn, leven – aan te beiden. Tegelijkertijd moet de trainer wel structuur – ook een vorm van veiligheid – bieden.
Het is fijn als je affiniteit hebt met de jongeren, maar dat betekent niet dat je Justin Bieber goed moet vinden. Dat klopt gewoon niet. Blijf bij jezelf, breng je passie over, toon enthousiasme en zin om met de jongeren te werken, behandel hen met respect en gelijkwaardigheid. En dan staan we al heel ver. Als je je passie kan overbrengen, betekent dat voor hen heel veel, want uiteindelijk zijn jongeren allemaal op zoek naar nieuwe authentieke ideeën, nieuwe input, ideeën die hen kunnen inspireren, die hun wereld verbreden. Maar dat in een veilige omgeving. Dus ze hebben structuur nodig, maar toch willen ze verbreden en veel input krijgen, daarin ook de vrijheid voelen om zelf te kiezen. Dit soort context moet je hen bieden. Je moet ze dus een perspectief bieden, en dan hebben jongeren zelf wel de reflex om er voor te gaan of niet. Aan een kathedraalbouwer moet je niet laten zien welke stenen hij moet kappen en hoe, maar hoe de kathedraal er uit moet zien, hoe het moet worden, waar hij naartoe moet werken. (trainer cirkustechnieken)
De openheid van de trainer creëert ruimte, en de broodnodige, niet-competitieve, veilige omgeving om lichaamsgericht te werken.
Al deze kwaliteiten in een persoon, dat is niet zo evident. Ook voor de trainer geldt dat het een groeiproces is, waarbij zelf fysiek bezig zijn vaak een hulp is geweest om zwaktes tot sterktes om te buigen.
Ik heb ooit eens een test ingevuld over hooggevoeligheid. En ik had 99%. Dat was wel heel frappant, maar ik wist het ook allang. Maar het is toch wel wat je ermee doet. Want moest ik dat niet hebben zou het moeilijker zijn om les te geven. Dan zou ik mij niet zo goed kunnen inleven in wat mijn leerlingen denken en voelen. Ik denk niet dat dat zou lukken. Daarmee zeg ik natuurlijk niet dat iemand die niet hooggevoelig is geen yoga kan geven. Wat ik bedoel is dat het superbelangrijk is om voeling met de groep te hebben. En daar ben ik dan ook wel dankbaar om, om die voelsprieten. Ik kan er nu ook mee om, ik moet er niet bang meer van te zijn. En dat heeft al dat fysieke, die dans en yoga, mij wel geleerd. (tieneryoga docente)
Een goede trainer moet de oefeningen, ervaringen en emoties die gedaan en besproken worden zeker ernstig nemen, maar dat kan ook met humor. Humor werkt ontladend, ontspannend, zelfs therapeutisch, en natuurlijk als ijsbreker. Zeker in moeilijke situaties, bijvoorbeeld bij het werken rond grenzen, of wanneer iemand in de groep de groepssfeer naar beneden haalt, of gewoon om het ijs te breken en de ernst er af te halen. Humor is dus niet alleen van wezenlijk belang om de sfeer licht en speels te houden, maar werkt ook als probleemoplosser in moeilijke situaties. En dan komt het er natuurlijk op neer om de juiste humor te gebruiken; humor die aansluit bij de leefwereld, de zorgen, en het niveau van de jongeren en de groep.